Interview met Lex Bohlmeijer
Tekst: Bernadette Vieverich
Elke twee weken interviewt Lex Bohlmeijer een inspirerende Nederlander. Hij legt overkoepelende thema’s bloot, op zoek naar verbinding. ‘Ik wil geen pessimistisch mens zijn.’
Aan zijn ‘Goede Gesprekken’, een podcast voor de Correspondent, kun je
horen dat Lex Bohlmeijer een betrokken mens is. Hij ziet zijn gesprekken als
schakeltjes in een oneindige ketting, die raakt aan de zin van het leven. Die
ketting bestaat inmiddels uit meer dan tweehonderd schakels. Hoogste tijd
voor een goed gesprek over zijn verbindende stijl van interviewen, zijn
wereldbeeld en de mens achter de interviewer.
Verlegen jongetje
Lex Bohlmeijer is laat, hij appt me dat ik
aan kan bellen, zijn dochter is thuis. De
16-jarige Charley opent de voordeur van
een lichte woning aan het water aan de
rand van den Haag. ‘Ben je
zenuwachtig?’ vraagt ze, nadat ze thee
heeft gezet en me naar de werkkamer
van haar vader heeft gebracht. ‘Dat
hoeft niet hoor.’ Vijf minuten later komt
Bohlmeijer binnen met een boterham en
glas thee. Hij gaat zitten in zijn
bureaustoel op wieltjes, achter een
werktafel vol boeken en paperassen met
uitzicht op het water, en vraagt naar
mijn geschiedenis. ‘We zijn hier niet om
mij te interviewen, we zijn hier voor jou’.
‘Ik kan het niet laten’ geeft hij lachend
toe. Ik vraag naar zijn achtergrond en
opleiding. Bohlmeijer vertelt hoe hij zich,
zonder enige ervaring, na zijn studie
literatuurwetenschappen aansloot bij
een dansgezelschap waarmee hij drie
jaar door Europa reisde. ‘Toen dat
strandde ben ik radio gaan maken. Radio
maken is taal, maar ook fysiek,
zintuigelijk; oren, klank, geluid. Wanneer
die twee verschillende kanten van mij
samenkomen, vallen dingen op hun plek.
Ik was als kind een heel verlegen
jongetje. Luisteren was mijn
overlevingsstrategie. De meeste mensen
buitelen over elkaar heen in hun
behoefte om te praten. Als je luistert,
ben je machtig. Mensen komen naar je
toe, je komt veel aan de weet. Ik ben
gelukkig als ik luister.’
Goed gezelschap
We praten over de rode draden in zijn
gesprekken. Verbinding is er één van.
Bohlmeijer: ‘Jij noemde mijn Goede
Gesprekken ‘kortstondige platonische
liefdesrelaties’. Dat vind ik mooi gezegd.
Je moet mensen toestaan om nabij te
komen, je moet op dat moment van ze
houden. Jij zit nu met je telefoon op
tafel dit gesprek op te nemen. Ik heb
altijd een viersporen bandrecorder bij
me, met een microfoon met een kort
snoer. Dat betekent dat ik heel dichtbij
moet komen.’ Hij geeft zijn stoel een
zetje en rolt naar me toe, zijn gezicht is
plotseling twee handbreedtes van het
mijne verwijderd. ‘Dan moet je direct
verbinding maken, anders deinst de
ander achteruit en ben je verloren. Rolt
zijn stoel terug, ik schuif met hem mee:
point taken. ‘En die ander moet ook van
jou houden’ zeg ik. Hij gaat er niet op in.
‘Tijdens het gesprek dat jij had met
Damian Denys (psycholoog, BV) spraken
jullie over de heilzame werking van
verdriet. Jij zei dat we verdriet zien als
iets schaamtevols.’ Bohlmeijer: ‘Als je
met iemand verbinding maakt, moet je
ook bereid zijn om het verdriet op te
vangen.’ Hij vertelt over het gesprek dat
hij had met Renate Dorrestein, van wie
toen al bekend was dat ze nog maar een
maand of twee te leven had. ‘Ik vond het
moeilijk om me op dat gesprek voor te
bereiden. Ik kende haar niet, had haar
nog nooit ontmoet, ik vroeg me af wat ik
haar te bieden had. De meeste mensen
gaan op zo’n moment wijze raad en
adviezen geven. Je komt iets halen,
want je maakt iets, maar je brengt ook
iets.’ Met tranen in de ogen: ‘Je geeft
ook veel door goed te luisteren. Wat
iemand op dat moment nodig heeft, is
dat je goed gezelschap bent.’
Drie domeinen
Ik vraag hem hoe hij zich voorbereidt op
zijn interviews. ‘Ik bereid een gesprek
altijd in drie domeinen voor. Eerst is er
de actualiteit, de directe aanleiding.
Waarom moet het nu? Waarom deze
persoon, waarom niet iemand anders?
Twee is de expertise, dat gaat ver
voorbij aan het vandaag en het nu;
houtbewerking bijvoorbeeld, of
rechtspraak, of schrijverschap. Drie is de
mens. Ik vind een gesprek echt geslaagd
of mooi wanneer die drie registers met
elkaar interfereren. Het is ook praktisch,
een deal met mezelf: ik kan altijd drie
dingen onthouden, dus weet ik altijd
waar ik zit. Het stelt me in staat om los
te zijn van papier. Ik schrijf wel dingen
op, maar ik kan het ook zonder.’ Hij
vertelt dat hij voor een nieuwe serie
gesprekken op zoek is naar mensen aan
de zelfkant van de samenleving. ‘Dat is
lastig. Als ik zomaar een zwerver op
straat aanspreek en naar zijn verhaal
vraag, dan reduceer ik hem tot wat hij
op dat moment is. Dat vind ik te mager.
Mensen hebben altijd meerdere kanten,
ik wil ze niet 1-dimensionaal maken.
Ik wil geen pessimistisch mens zijn
Ik vraag hem naar zijn wereldbeeld. ‘Ben
je pessimistisch of ben je hoopvol?’ ‘Ik
ben van nature optimistisch. Dat is
veranderd toen mijn dochter op haar
vijftiende naar me toekwam en zei: ‘Pap
ik ben bang voor de toekomst.’ Ik schrok
ervan en merk dat ik die angst niet van
me afgeschud krijg. Zij ziet een aantal
grote problemen op zich afkomen die
wij niet hebben opgelost, sterker nog,
wij hebben ze veroorzaakt. Dat vind ik
heel ernstig. Mede door de gesprekken
zie ik hoe wijdverbreid de problemen zijn
die zich aandienen. We zijn bereid om
hekken om Europa heen te zetten en
mensen te laten verdrinken in de
Middellandse Zee zodat we ons eigen
goede leven kunnen behouden. We
willen ons kapot blijven consumeren, ten
koste van alles: klimaat, leefomgeving,
solidariteit, gemeenschapsgevoel.
Het is niet zinvol, het is leeg, we maken
onszelf er doodongelukkig mee, maar
we kunnen niet anders meer. Dus gaan
we op zoek naar een gezamenlijke
vijand.’ (Cynisch): ‘We hebben vier
opties: vluchtelingen, moslims, joden,
mensen van kleur. Mensen vinden het
kennelijk prettig om agressie te voelen.
Woede en strijd vullen je leven, geven
het richting.
Ik ben bang dat het onbeheersbaar
wordt en dat we op een crisis
afstevenen. Ik wil niet in mijn schulp
kruipen, ik wil geen pessimistisch mens
zijn, dus doe ik wat binnen mijn
vermogen ligt. Ik zoek verbinding in
gesprekken die hoop geven, of moed, of
elan. Ik beschouw het als mijn kleine
bijdrage aan de wereld. Zo monteer ik
mijn gesprekken ook. Ik eindig altijd
optimistisch.’
Ik mag voor haar niet versagen
‘Wat zeg je tegen je dochter?’ Hij kijkt
weg, zijn stem daalt. ‘Ik zeg dat ik heel
goed begrijp dat ze bang is. Vervolgens
luisteren we samen naar de ‘Goede
Gesprekken’ en praat ik met haar over
de mensen die ik ontmoet, hoeveel
denkkracht, creativiteit en schoonheid er
is, hoeveel potentie om het tij te keren.
De helft van haar klasgenoten heeft
dezelfde angst als zij, de andere helft wil
zo snel mogelijk rijk worden. Ze is
zestien en zeer politiek betrokken, ze
denkt na over haar toekomst, ze wil iets
doen. Ik mag voor haar niet versagen en
het hoofd in de schoot leggen. Dat mag
ik niet doen.’