Dialoog met een filosoof in tijden van corona
Door Bernadette Vieverich
Vrijdagmiddag twaalf uur, het is stil op straat. De zon schijnt, de warme stralen vallen schuin naar binnen op mijn houten bureau. Ik kijk naar de huizen aan de overkant, schotelantennes op het dak, strakblauwe lucht erboven. Als troost voor de wereldwijde pandemie hebben de goden ons fraai voorjaarsweer geschonken.
Ik eet een boterham met pindakaas en blader door de krant. Niet langer vormen banken en bedrijven de pijlers van onze samenleving, maar verpleegkundigen en docenten. ‘Laten we hopen dat we ons dat na de crisis ook nog herinneren,’ zegt de ene columnist. ‘Laten we niet hopen dat straks over hun rug het begrotingstekort wordt vereffend,’ papegaait een ander. Zuchtend mik ik de krant richting papierbak. Mis.
MONDKAPJES
Even een wandeling maken. Ik sla de smaragdgroene omslagdoek van mijn moeder om en ren de trappen af, zwaai naar de eigenaar van het Turkse groentewinkeltje waar ik boven woon, draaf de hoek om en bots tegen Hannah op. Zonder plichtplegingen hervatten we ons gesprek van de dag ervoor, terwijl we met wapperende jassen richting Erasmuspark stevenen.
‘Wetenschappers zijn het erover eens dat mondkapjes nauwelijks effect hebben op het verminderen van infecties,’ open ik. ‘Toch neemt de roep om mondkapjes toe.’
‘Ik ben niet in staat om te beoordelen of het dragen van mondkapjes daadwerkelijk helpt of niet,’ zegt Hannah, terwijl ze een sigaret opsteekt en de rook mijn kant opblaast. Ik hoest verstolen in mijn elleboog.
HANG NAAR ZIN EN BETEKENIS
‘Wetenschappers zeggen dat het niet helpt. Waarom zouden we dan en masse met een stoffen lapje voor de mond gaan lopen?’ protesteer ik. ‘Het anonimiseert en schept alleen maar méér distantie, iets wat we in deze tijd kunnen missen als kiespijn.’
‘Blijkbaar hebben mensen het nodig om te kunnen handelen, iets concreets te kunnen doen en te geloven dat het helpt,’ zegt Hannah terwijl ze een zwaaiende beweging maakt met de hand die de sigaret vast houdt.
‘Wereldwijd onderzoek heeft aangetoond…,’ begin ik weer. Ze onderbreekt me abrupt. ‘Jij weet net zo goed als ik dat het denken zich niet beperkt tot cijfers. Cijfers vormen een deel van de wereld zoals die aan ons verschijnt. Ze voldoen aan de behoefte van mensen om kennis te vergaren, te weten. We moeten dit niet verwarren met de al even menselijke drang tot denken, die rechtstreeks verbonden is met de hang naar zin en betekenis.’
MOOIBOY BAUDET
‘Mensen kunnen helemaal niet denken,’ mompel ik. Het levert me een bestraffende blik op. ‘Ik zie het vooral als een puberaal
protest, een middelvinger richting Rutte,’ ga ik stug door. ‘Ze vinden dat ze enorm hun best hebben gedaan om de dagelijkse sterftecijfers omlaag te krijgen. Met mooiboy Baudet als aanvoerder en een horde moord en brand schreeuwende anonieme twitteraars in zijn kielzog: ‘De overheid laat ons in de steek, ze doet niet genoeg om ons te beschermen. Ze willen ons dóód hebben.’ Bij het uitspreken van het woord ‘dood’ trek ik een mal gezicht. Hannah laat zich niet afleiden.
‘Mensen willen, bij gebrek aan een vaccin, het gevoel hebben dat ze er zelf alles aan gedaan hebben om infectie te voorkomen. Met een mondkapje voor stralen ze bovendien uit dat ze zich bewust zijn van het potentiële besmettingsgevaar dat zij voor anderen vormen, en omgekeerd. Het verbroedert ook, zoals het dragen van oranje tijdens nationale feestdagen of grote sportevenementen. Het geeft mensen een gevoel van gemeenschappelijkheid en solidariteit, in een tijd dat velen daar behoefte aan hebben.’
ZINGEVEND DENKEN
‘Bij mij verbroedert er anders helemaal niks,’ brom ik humeurig. ‘Het roept eerder onstuitbare weerzin bij me op als ik zo’n anonieme kop, half verborgen achter een zelf in elkaar geknutseld schaamlapje, op me af zie komen. Straks moet ik me nog gaan verontschuldigen omdat ik er zelf geen draag. Het is irritant en heeft, zoals gezegd, volstrekt geen zin.’
‘Zin en waarheid zijn niet hetzelfde. Denken staat wel vaker op gespannen voet met gezond verstand. Terwijl het gezond verstand ons het gevoel geeft dat we thuis zijn in de wereld van de verschijnselen, heeft het denken een ondermijnende werking op dit gevoel.’
Argwanend informeer ik: ‘Pleit je nu wél of niet voor zingevend denken in plaats van wat we, vaak door wetenschappelijk onderzoek onderbouwd, het gezond verstand noemen?’
‘Ik pleit voor beiden. In mijn beroemde boek over het proces tegen Eichman, met de volstrekt verkeerd begrepen ondertitel De banaliteit van het kwaad, betoog ik dat verdorvenheid wordt veroorzaakt door de afwezigheid van denken. Daarmee zeg ik niet dat we ons gezond verstand volledig moeten uitschakelen. Een mondkapje geeft mensen het gevoel dat ze weer wat grip krijgen op hun leven in deze ontregelende tijden. Het is niet verboden om tijdens het denkproces praktisch te blijven handelen. Een roos kan nog zo prachtig zijn, we moeten ook aandacht blijven houden voor de doornen waar we ons aan kunnen openhalen.’
‘De roos is zonder waarom. Ze bloeit wijl ze bloeit,’ citeer ik trots een tekst die zij heeft gebruikt om haar theorie over het verschil tussen weten en denken te illustreren. Ik ga op een bankje zitten en kijk opzij. Hannah is verdwenen. Kennelijk zijn we voor vandaag uitgepraat.
WIJKROEPTOETER
De wijkroeptoeter komt voorbij. Zijn vervuilde broek en jas slobberen om zijn lijf, in zijn winkelwagentje ligt grijs beddengoed en kleurrijk huishoudelijk gerei hoog opgestapeld. Hij verspreidt een weerzinwekkende geur van pis en rotte vis. Ik zie de man al jaren door de straten lopen, vrouwen ‘I like to move it move it!’ naroepend. Een tijd lang leek me dat redelijk onschuldig, totdat ik zag hoe hij er achter hun rug suggestieve heupbewegingen bij maakte.
Aan de overkant van het pad komt een oudere dame aan, haren gekapt, grijze plooirok, Chanel-tasje aan de arm. Ze doet me aan mijn overleden schoonmoeder denken. De zwerver begint zijn lied te scanderen, zijn spuug sproeit alle kanten op. Ik sta op, snauw hem toe dat hij zich moet gedragen. Hij verstomt, maakt zich uit de voeten. De dame zendt me een aarzelend hoofdknikje toe en loopt haastig verder. Ik wandel naar huis.
PERMANENTE MUILKORF
Thuisgekomen blader ik door het boek over het proces tegen Eichman, door Arendt getypeerd als een doodgewone alledaagse man, geen monster, geen duivel. Niets wees op kwaadaardige motieven. Toch heeft hij meegewerkt aan het vervoeren en vermoorden van miljoenen joden. Na het bijwonen van het Neurenberg-proces maakte Arendt van het denken en schrijven over de band tussen gedachteloosheid en kwaad haar levenswerk. De metafoor van de bloeiende roos gebruikte ze om de waarde van denken om het denken zelf te illustreren.
Ik ga achter mijn bureau zitten. Bedenk dat ik na de crisis het graf van mijn schoonmoeder wil bezoeken om haar een boeketje rozen te brengen. Betrap mezelf op de gedachte dat ik de move-it-move-it-man een permanente muilkorf toewens.
Dan moet ik om mezelf grinniken.
Verschenen in Phronèsis, vakblad voor Toegepaste Filosofie, Nummer 11, jaargang 3.